Consultatiebureau

Gepubliceerd door Inge Duine op

‘Dat is een minion!’ roept mijn zoontje. 
‘Wát zeg je?’ Het gezicht van de verpleegkundige betrekt. De vorm die ze aanwijst is een huis. 

Ik moet lachen. Ik heb net tegen haar gezegd wat een fantasie mijn zoontje heeft. De vrachtwagen die hij van blokjes moest maken was een graafmachine. Knijpers zijn happende krokodillen. Zijn boterham een piano. En een huis is dus blijkbaar een minion. 

‘Nog een keer. Wat is dit?’
‘Een minion,’ zegt hij nu zacht. 
Vragend kijkt ze me aan. 

‘Hij zegt minion,’ zeg ik, zonder uit te leggen dat minions die gekke gele mannetjes zijn van de film die eerst op Netflix stond en die nu in de bios draait. Dat weet ze vast wel. 
‘Ok,’ zegt ze aarzelend. 

Ojee, straks denkt ze dat hij het niet weet, dat hij achterlijk is, dat hij niet eens een huis kan herkennen. Of dat hij te veel tv kijkt, dat kan ook nog. ‘Je weet best dat het een huis is, toch?’ zeg ik zachtjes in zijn oor. Hij zit bij mij op schoot met z’n beertje en tut in zijn mond – nog meer minpunten. 

Vlak voor deze ogentest mocht hij wat spelletjes doen. Of liever, wat spelletjes laten zien. Een streep zetten, blokjes in de vormenstoof, het maken van een vrachtwagen. Hij deed het allemaal net even anders: de vrachtwagen werd een toren. De streep een rondje. ‘Nee, nu ben ik klaar met tekenen,’ zei hij toen ze vroeg of hij nog een streep wilde zetten. 

Alleen de vormenstoof deed hij ‘hoe het hoort’. Een opluchting. Ik weet dat hij het kan, maar kan hij het ook hier laten zien, op het moment suprême? Tegelijkertijd: eigenzinnigheid is juist iets wat de wereld nodig heeft. Een eigenschap die ik alleen maar in hem toejuich. Er zijn al genoeg mensen die alles precies volgens de regeltjes doen.

De verpleegkundige wijst de volgende vorm aan. Een vierkant.
‘Een minion op de tv!’ roept mijn zoontje. 
Weer schiet ik in de lach, hoe verzint ‘ie het? 
Meteen daarna wordt mijn lach overtetterd door mijn hoofd: waarom zegt ‘ie nou niet gewoon dat het een vierkantje is? Weet hij dat eigenlijk wel? Ojee, zou hij dat al moeten weten?

‘Ok, als jij het zo noemt…’ De verpleegkundige haalt haar schouders op, ‘het gaat erom dat we meten of je ogen goed zijn.’ 

Dus zij vindt het geen probleem. Ik normaal gezien ook niet, maar waarom krijg ik dan toch de kriebels dat hij het niet goed zou doen, hier op het consultatiebureau? En hoezo moet hij goed presteren, op de norm? Daar ben ik toch altijd op tegen? 

Dan wijst de verpleegkundige een rondje aan. ‘Vind jij dit een bal?’ 
Mijn zoontje schudt zijn hoofd. Nee, hij gaat niets zeggen. Niet meer. Omdat hij niet het ‘goede’ antwoord gaf? Omdat ik lachte? 

‘We gaan het anders doen,’ zegt de verpleegkundige en ze pakt een kaart uit de kast. ‘Wijs jij hierop de vormpjes maar aan.’ 

De rest van de ogentest scoort hij voldoende. Zonder te praten, dat wel. 

Als we die middag thuis zijn, pakt hij de afstandsbediening.
‘Kijk een huis,’ zegt hij. Hij wijst naar de homeknop van de afstandsbediening, inderdaad een icoontje van een huis.  ‘Dat was toch een minion?’ 
‘Neehee.’ Hij begint te lachen alsof ik gek ben. ‘Dit is een huis natuurlijk.’ 

Shit, nou is alle creativiteit met dat ogentestje uit hem geramd. 

‘Maar, maar, maar – ’ in al zijn opwinding struikelt hij bijna over zijn woorden als hij naar het icoontje van de microfoon erboven wijst. ‘Dít is wel een minion.’ 
‘Ja, ik zie het,’ zeg ik. ‘Een minion.’   

Hoi 👋
je leest nog steeds!

Een mail ontvangen bij een nieuwe blog?

Ik stuur je geen spam!

Categorieën: perspectief

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *