Onderdeel van het grotere geheel

Gepubliceerd door Inge Duine op

Dit hoofdstuk komt uit Water, mijn nieuwe boek. Lees je liever een pdf? Dat kan – stuur me even een mail: ingeduine@gmail.com

Onderdeel van het grotere geheel


’Sorry, ik kon de ingang niet vinden. Ik ben wel drie keer heen en weer gefietst,’ begin ik te ratelen tegen de vrouw die op me afstapt. Dit moet de begeleidster van de familieopstelling zijn, de therapeut en systemisch coach, die ik vanmiddag heb gesproken. 

Ik sta nog te hijgen en wil eigenlijk zeggen dat ik de routebeschrijving in de mail totaal niet duidelijk vind. En ook dat ik echt ruim op tijd ben weggegaan, dat ik nooit te laat kom, dat ik er een hekel aan heb, aan te laat komen. Zeker als ik weet dat er een starttijdstip is en dat iedereen op mij zit te wachten. ’Ik wilde al bijna terug naar huis gaan, maar gelukkig kwam ik iemand tegen die de weg wist.’ Ik begin zenuwachtig te lachen. 

’Geeft niet, we hebben op je gewacht,’ zegt de begeleidster. ’Je bent er nu. Kom even lekker tot jezelf.’ Ze knikt naar de stoel tegenover haar die nog vrij is.  

Terwijl ik ga zitten voel ik dat het bloed uit mijn wangen weer terugloopt naar beneden. Mijn hartslag wordt rustiger. Nu zie ik pas de anderen. Allemaal vrouwen in een kring, op anderhalve meter afstand. Ik dacht al dat dit typisch een vrouwending was. Iets voor vrouwen van middelbare leeftijd met praktische kortgeknipte haren en een leren rugzak op de rug. Of voor van die zwevers op blote voeten, met batikshirts en dreadlocks. Maar die zitten er niet tussen. Ze zien er op het eerste gezicht gewoon normaal uit: normale mensen met normale kleren en normaal haar.  

Voor ons op de grond liggen tientallen kaarten. De begeleidster zegt dat we er eentje mogen pakken. Gewoon op gevoel. Ik kies er een met daarop een plaatje met een zwart-witfoto van een paar vrouwen in klederdracht. Het doet me denken aan Zeeland. Ook al is het, denk ik, geen Zeeuwse klederdracht. 

Als ik het kaartje omdraai, zie ik een spreuk op de achterkant: ‘Holding space is je onderdeel voelen van het grotere geheel’. 

Ik voel een flauwe steek in mijn buik. Dit is het precies. Dit is waarom ik hier ben. Na jaren van zoeken. Twijfelen. Proberen. Dit is waar ik achter wil kom hier: wat mijn plek is in het grote geheel.

Een kort voorstelrondje. Wie ben je, heb je ervaring met opstellingen en heb je een vraag in te brengen? De boodschap op het kaartje mogen we nog voor onszelf houden. Dat komt later.

Ik ben Inge. Ik heb nog geen ervaring met familieopstellingen, ik heb wel het boek van Els van Steijn gelezen en wil al heel lang een opstelling doen. Mijn moeder heeft niet lang meer te leven en ik worstel met onze relatie. Dus ja, ik wil een opstelling doen. 

De begeleidster zegt dat we gaan beginnen. De stoelen aan de kant. We mogen door de ruimte bewegen, gewoon lopen. Als je voelt dat je moet gaan zitten, ga je zitten. Als je voelt dat je moet blijven lopen dan blijf je lopen. 

De eerste gaat zitten. Zal ik ook maar gaan zitten? Het zal wel zo zijn dat de laatste die nog rondloopt, de eerste opstelling gaat doen. 

Wat als ze denken dat ik voorkruip? Ik kom hier als vreemde binnen en eis meteen de eerste opstelling op. Tegelijkertijd heb ik er schijt aan. Dit is zowat het enige moment dat ik nog heb; bij de volgende opstelling is mijn moeder misschien wel dood. 

Maar wat gaat er gebeuren? Ik heb er wel veel over gelezen, maar vind het doodeng. Als ik nu ga zitten, kan ik nog wel bij de anderen kijken hoe het eraan toegaat.

Nee, mijn moeder gaat dood. Straks wacht ik af en durf ik niet meer. Als ik het nu niet doe, dan ga ik het nooit doen. 

Dus ik ga niet zitten. Ik blijf lopen. Ik blijf lopen tot iedereen zit.  

Het klopt inderdaad: ik mag de eerste opstelling doen. 

‘Wat is je vraag?’ vraagt de begeleidster. 

Ik zeg dat ik inzicht wil. Waarom ik altijd over m’n grenzen heenga, ook al weet ik dat het niet goed voor me is. Dat ik eigenlijk iedere vakantie uitgeput begin. Dat ik maar door door door ga. En waarom ik toch altijd word meegezogen in de crises van mijn ouders, met name die van mijn moeder eigenlijk. Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik op mijn ‘kindplek’ blijf staan, dat ik niet de verantwoordelijkheid van mijn ouders overneem? 

Heel langzaam, kabbelend, komt het water in beweging. Een golf die in de verte aan komt rollen. 

Ik mag representanten kiezen. Eerst iemand voor mezelf, daarna een representant voor mijn moeder. 

Wat er gebeurt als ik mezelf en mijn moeder in de ruimte heb neergezet is niet in woorden uit te drukken. 

Een familieopstelling moet je ervaren, voelen, ondergaan. Als een golf die op je afkomt. Je mee laten sleuren in de energie die vrijkomt in ‘het wetende veld’. 

Het wetende veld is een woord voor iets wat ongrijpbaar is, iets wat wij als mensen niet weten, maar voelen – en daardoor weer weten. 

De golf laat zien hoe het water door familielijnen heen stroomt. Via de vrouwen, via de mannen. Van oma, naar moeder, naar dochter. 

De golf laat je voelen hoe het op de plek is. De plek waar je op staat.  

Staan, zitten, liggen. Rillingen, kil, koud. Warm, zweten, opvliegers. Zenuwachtig, opgefokt, hoge hartslag. Kalmte, rust, evenwicht, kracht. Verdriet, boosheid, woede. Angst. Liefde.

Angst of liefde. Liefde of angst. En alles wat je nog maar meer kan voelen.  

De golf legt alles bloot: geheimen, trauma’s, verzwegen en vergeten verhalen. Alles wat ooit was, maar niet meer is. Hoe het systeem in elkaar zit. Hoe het water stroomt. Of het stroomt. Of juist stil staat. 

In de opstelling ervaar ik het voor het eerst: er is meer tussen hemel en aarde. 

Wij mensen zijn water. Water dat moet blijven stromen. Want als het water stil blijft staan en niet in beweging komt, als het water niet stroomt, dan is er geen leven.

En in ons systeem, mijn systeem van herkomst, stroomt het niet. Het staat helemaal vast. De golf is stilgevallen, er is geen beweging in te krijgen. Het water staat stil. 

We staan op afstand, heel ver uit elkaar. Ik aan de ene kant van de zaal. Mijn broertje ‘ik weet niet zo goed wat ik hier doe’ aan de andere kant. Mijn vader ‘ik weet niet wat ik met alles aan moet’ staat bij de uitgang. Mijn moeder staat in het midden, haar ogen op mij gericht. 

‘Het voelt hier koud, heel koud. Ik voel helemaal niets vanbinnen,’ zegt mijn moeder.  ‘Ik heb het gevoel dat ik aan jou vastzit, met vleeshaken. Ik wil gezien worden door jou.’ 

‘Weet je waarom je moeder zich zo kil en leeg voelt?’ vraagt de begeleidster. 

Ik vertel over de drie zelfmoorden: twee zussen en een broer van mijn moeder, van wie ik op dat moment niet eens de naam weet. 

En er is meer: een gehandicapte broer, twee broers in een psychiatrische instelling van wie er een overleden is, nog meer broers en zussen dood. En mijn gelovige oma die het allemaal gedragen heeft. 

Is dat het? Komt daar de kilte, de leegte vandaan? 

Over mijn opa heb ik het niet eens, die heb ik nooit gekend. Bovendien heb ik mijn moeder er nooit echt over gehoord. Ik weet niet eens wanneer hij is overleden.

Wat is het trauma?

Mijn moeder zegt dat ze het niet weet. ‘Ik weet niet waar ik het over moet hebben. Ik weet het niet. Ik kan het niet vertellen.’  

Hoi 👋
je leest nog steeds!

Een mail ontvangen bij een nieuwe blog?

Ik stuur je geen spam!

Categorieën: Plotpoint

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *