Onbewust iets boven water schrijven
’Dit trauma wil gezien worden,’ zei schrijfcoach Maaike Molhuysen vorig jaar zomer tegen me, terwijl ik zat te snikken achter mijn laptop. We hadden net haar kritische kanttekeningen besproken die ze bij de zoveelste versie van Rampzomer had, de YA-roman waar ik al drie jaar aan werkte.
Kort na de publicatie van mijn tweede thriller Op Glad IJs (2018) begon ik met Rampzomer, een verhaal over een familiegeheim dat te maken heeft met de watersnoodramp van 1953. De plot: Daan, de kleinzoon, vindt een geboortekaartje van Anna Maria Westdorp als hij aan het logeren is bij opa en oma. Hij gaat op onderzoek uit: wie is deze Anna Maria? En waarom heeft hij nooit eerder over haar gehoord?
Natuurlijk komt hij achter het geheim: het baby’tje Anna Maria is verdronken tijdens de watersnoodramp. Daarna is er nooit meer over gepraat. Te moeilijk, te pijnlijk, te verdrietig. Maar… wonder boven wonder: hij vindt een dagboek waarin oma dat verhaal helemaal uit de doeken doet.
Een platgetreden pad
De terechte kritiek: oma is out of character, zo’n stugge Zeeuwse die nergens over praat, schrijft natuurlijk nooit haar hele verhaal in een dagboek. Bovendien is het vinden van een dagboek een absoluut platgetreden pad in de literatuur.
’Maar wat je zou kunnen doen is alles omschrijven,’ probeerde de schrijfcoach er nog wat positiefs van te maken. ’In het echt zou de kleinzoon alle ooms en tantes langsgaan voor meer informatie.’
De tranen stroomden over mijn wangen. Het was niet haar kritiek of het feit dat ik opzag tegen al dat werk (of… eerlijk gezegd had ik daar niet zo heel veel zin meer in), maar vooral omdat ik sterke weerstand tegen het schrijven over zo’n zoektocht voelde.
De reden: in mijn eigen familiegeschiedenis is een groot verzwegen trauma. Twee zussen en een broer van mijn moeder pleegden zelfmoord, kort na elkaar. Ik was net geboren. Er werd niet over gepraat. Niet echt althans.
Boek
Mijn neef Jan van Tienen probeerde, na de dood van zijn moeder, dat verhaal boven water te krijgen. Ook omdat zijn moeder, mijn tante, er nooit écht iets over gezegd had. Het boek Er is niets wat hier nog blijft dat hij erover schreef, is het resultaat van die zoektocht naar het verleden. Het werd uiteindelijk een splijtzwam in de familie: je was ervoor of ertegen.
Mijn moeder hoorde bij de tegenstanders. Ze was ontzettend boos over de verschijning van dat boek. Loyaal als ik was aan mijn moeder, was ik net zo boos. Belachelijk dat mijn neef dit allemaal opschreef – en dat zonder ons te spreken. Zonder hoor en wederhoor, de eerste wet in de journalistiek.
Het gesprek met de schrijfcoach die me aan het huilen maakte, vond plaats net voordat mijn moeder overleed. En toen ze zei dat het trauma gezien wilde worden, moest ik er niet aan dénken om mijn neef te spreken. Het mislukte manuscript gooide ik in de kast. Ik had er dan wel drie jaar werk in zitten, maar was er helemaal klaar mee.
Toen we nog geen maand later de tekst voor de rouwkaart van mijn moeder aanleverden, realiseerde ik me dat mijn moeders doopnamen Anna Maria Cornelia zijn (haar roepnaam was Mieke) – net als het baby’tje van Rampzomer.
Familiegeschiedenis
Onbewust had ik in Rampzomer al veel ingrediënten verwerkt die te maken hebben met onze familiegeschiedenis: de naam van het baby’tje, het zwijgen over een ingrijpende gebeurtenis in de familie en een zoektocht door een kleinzoon. Ik had het ‘boven water’ geschreven, zonder dat ik het door had… Mijn onderbewuste maakte me duidelijk dat ik hier iets mee moest. Maar wat? En… durfde ik dat wel? Bovendien: wie was ik nou om daar iets mee te doen, het was toch niet mijn trauma?
De afgelopen periode schreef ik erover, in mijn blogs. Ik ging steeds een beetje verder, maar durfde het niet écht aan: de geschiedenis aanraken waar mijn moeder zo boos over was. Tot ik de columncursus bij Eva Hoeke volgde en zij de vinger op de zere plek legde. ‘Dit is je verhaal,’ zei ze, toen ik half-half vertelde waarmee ik worstelde, ‘maar je moet er wel de moed voor vinden om het aan te gaan.’ Ik schreef er dit stukje over.
Twee weken geleden zag ik mijn neef voor het eerst sinds zijn boek uitkwam. Het was een goed en fijn gesprek, waarin we concludeerden dat we allebei bezig zijn met een zoektocht naar wat zo’n gebeurtenis verzwijgen, of liever: er niet over praten, doet met onze generatie. Hoe trauma wordt doorgegeven aan kinderen en kleinkinderen – beter bekend als intergenerationeel trauma.
Hij deed dat met zijn boek. Ik doe dat met mijn blog. En met het manuscript waar ik aan werk: Water, over de dood van mijn moeder, de lange lijdensweg die daaraan voorafging. In hoeverre haar familiegeschiedenis daarmee te maken heeft (of niet), en wat dat voor mij heeft betekend. Daarom schrijf ik het vanuit mijn eigen ervaring, uit liefde voor mijn moeder. Voor mezelf, om te begrijpen wáárom dit trauma boven water kwam drijven. En omdat ik hoop dat andere mensen er iets aan kunnen hebben.
Nieuwsgierig? Lees hier het hoofdstuk Onderdeel van het grotere geheel of het hoofdstuk Stil Water
Of lees hier meer over mijn nieuwe boek Water.
1 reactie
Lili · 20 april 2022 op 3:31 pm
Goed blog en fijne eerste aanzet! Je toon doet ’t: die is persoonlijk – en dat is moedig – en je durft lekker te ‘dwarrelen’, zoals dat altijd gaat. Niks verklaren, gewoon laten gebeuren. You go!